De spelende mens
over 'goed acteren'...
Hij zoekt het spel te verstaan, zooals de speler het zelf neemt, in zijn primaire beteekenis. Indien hij bevindt, dat het spel berust op een hanteeren van bepaalde beelden, op een zekere verbeelding der werkelijkheid, dan is het allereerst de waarde en de beteekenis van die beelden of verbeelding zelf, die hij zoekt te verstaan1.
Nee... deze tekst komt niet uit een oude handleiding voor de theaterbezoeker. Johan Huizinga beschrijft hier een toeschouwer van 'de spelende mens'. Spel is in de ogen van Huizinga een onlosmakelijk deel van onze cultuur, van ons wezen. Hij beschrijft wat sport met mensen doet, hoe rituelen een plek hebben in religie en lokale tradities, hoe muziek en beeldende kunst ons raakt.
Wie denkt dat de spelende mens bij Huizinga in theater of toneelspel een prominente plek krijgt komt bedrogen uit. De wereld en het dagelijkse leven zijn zijn toneel, de enige keer dat het woord acteur wordt gebruikt is in relatie tot een magisch ritueel.
En toch... toch is deze frase uit zijn boek voor mij een vertrekpunt als ik schrijf over goed acteren.
Er wordt een sterke link gelegd tussen wat de toeschouwer, het publiek, gelooft in wat het ziet en de geloofwaardigheid van de speler, de acteur. Sterker, ik moet niet alleen geloofwaardig zijn, ik moet zelf ook geloven in wat ik op de vloer doe, geloven in het karakter dat ik moet spelen. `Het karakter van binnen en buiten leren kennen.
Bladerend in de lessen die Stanislavski heeft opgeschreven2 blijkt dat geen vreemde gedachte te zijn. Al in een van zijn eerste lessen zegt hij:
Het is niet alleen de taak van de artiest de buitenkant van zijn personage uit te beelden. Hij moet zijn eigen menselijke eigenschappen en er zijn gehele ziel aan geven. Het hoofddoel van onze kunst is het scheppen van dit innerlijke leven van een menselijke geest en dit uitdrukken in een artistieke vorm.
De werelden van Huizinga en Stanislavski raken elkaar in 'de gehele ziel'. Bij alles wat Huizinga over het spelen van de mens zegt gaat het uiteindelijk altijd over bezieling. Voor Stanislavski is dat ook een belangrijk uitgangspunt, de acteur geeft zijn hele ziel aan het personage.
Dat geven van die ziel moet niet verkeerd worden opgevat. Als het karakter dat gespeeld wordt de ziel, het 'ik', van de acteur krijgt komt de acteur zelf centraal te staan in de voorstelling. In het slechtste geval meet hij zich dan alleen een andere naam aan en kleedt zich (misschien) anders dan hij normaal zou doen.
Je ziel geven is veel meer het open stellen voor het wezen van het karakter dat je speelt. Leer het karakter kennen, weet wat het voelt, waar je karakter vandaan komt en naar toe wilt en zoek daarbij naar voorbeelden, observeer. Fania Sorel3 zegt daar over:
Toneelspelen is groter maken. Van observaties. Van herinneringen. Dit zijn voor mij de bronnen waaruit ik werk. Maar het betekent ook mezelf onzichtbaar maken.
Zo liet ze zich voor haar rol in Branden inspireren door een Joegoslavische grootmoeder die ze ooit ontmoette, haar een verhaal vol verdriet vertelde zonder emotionele uiterlijkheden, maar wel constant haar tranen met behulp van tissues probeerde te bedwingen.
Een heel andere bron van inspiratie bij Branden voor haar was het werk van de schilder Max Ernst.
De twee bronnen die ze noemt zijn heel verschillend. Bij de grootmoeder is het mogelijk een andere mens te zien en haar fysiek en stem als voorbeeld mee te nemen. De persoonlijke ontmoeting geeft ook de kans meer te snappen van wat haar van binnen uit beweegt. De schilderijen doen iets met je zelf, met wat jij zelf voelt.
Met hulp van die bronnen wil ze een metamorfose ondergaan, zelf onherkenbaar worden. Ze schakelt zichzelf daarbij niet uit. Het weten wat je zelf voelt is een deel, maar ze zoekt ook naar “een ander, vaak onbekend aspect in mij zelf “.
Wat je zelf voelt, wie je zelf bent is overigens niet het zelfde als 'uit je eigen autobiografie putten', je eigen emoties en verhalen mee nemen naar de vloer. Sorel zegt daar over:
Als je uit je autobiografie put verliest het personage aan betekenis. Dan speel je alleen maar jezelf (…) dat is te persoonlijk en doet er niet toe. Wie dat loslaat is veel opener en kan registreren wat er tussen spelers en publiek gaande is.
Acteren gaat daarmee vooral over evenwicht, balans. Voldoende meenemen van je zelf om het wezen van je te spelen karakter te begrijpen, voldoende afstand nemen van je zelf om het te spelen karakter 'de ruimte te geven', voldoende in het nu blijven om in contact met je publiek te blijven.
Dat alles met als resultaat dat het publiek weet dat er een acteur op het toneel staat maar gelooft dat het karakter dat gespeeld wordt net zo aanwezig is.
Weten dat acteren over evenwicht gaat is de sleutel naar wat GOED acteren is. Een evenwichtskunstenaar aan het werk zien die geen risico's durft te nemen is saai. Een acteur die geen risico's neemt en het karakter niet toelaat in zijn ziel is nog veel saaier. In de documentaire Regie Alize4 zien en horen we Alize Zandwijk 10 dagen voor de première van 'Dieven': “ik vind het met de acteurs braafjes, niet zozeer dat ze moeten schreeuwen, maar ze moeten emotioneel veel verder zijn, dus ik vind het een teringsaaie voorstelling, ik vind er geen ruk aan”.
Het gaat bij goed acteren dan ook vooral om het zoeken naar de grenzen van:
- jezelf overgeven aan het karakter → zonder je zelf te verliezen,
- je eigen gevoelens tot de bodem aanspreken → zonder er in te verzuipen
- het verhaal op de vloer tot in je vezels te beleven → zonder het hier en nu los te laten.
Die grenzen vinden en het evenwicht bewaren zijn een essentieel onderdeel van de mate waarin het publiek spanning beleeft, zich gebonden weet en een voorstelling 'mooi' vindt.
Een prachtig verhaal kan door acteurs die het evenwicht niet vinden tot een teringsaaie voorstelling leiden, maar andersom geldt net zo goed. Bij het juiste evenwicht in alle facetten van het spel kan een nietszeggende, dodelijk saaie tekst tot prachtig theater leiden.
Over de spelende mens zegt Johan Huizinga in Homo Ludens:
Het zijn de termen,waar mee wij ook effecten van schoonheid trachten uit te drukken: spanning, evenwicht, balanceering, beurtwisseling, contrast, variatie, binding en ontknooping, oplossing. Het spel bindt en verlost. Het boeit. Het bant, dat wil zeggen betoovert.
De onknoping, de oplossing, zijn zaken die de acteur krijgt aangereikt. Daar moet hij het mee doen. De beurtwisseling, het contrast en de variatie worden bepaald door het lef van de acteur om risico's te nemen maar wel het evenwicht, de balans te bewaren. Lukt dat, dan is de spanning altijd aanwezig en bind je het publiek aan je. Je bent Homo Ludens in summum forma.
Ad Stam, maart 2014
1. | Homo Ludens; Johan Huizinga; H.D. Tjeenk Willink en zoon ; 1940 |
2. | Lessen voor acteurs (deel 1); Konstantin Stanislavski; International Theater Bookshop; 1985 |
3. | Naar het Theater, acteurs over hun werk; Kester Freriks; Athenaeum ; 2011 |
4. | Regie Alize, documentaire over Alize Zandwijk, RTV Rijnmond, maart 2012 |